Hij was een stoere man, gaf leiding aan 150 handhavers van een grote gemeente. In de oefening om zijn talent-in-één-woord te benoemen, startte ik met de vraag: ‘schrijf alles op waar je goed in bent’. Hij zette onder andere ‘knuffelen’ op zijn lijstje. Het viel me meteen op maar ik kon er in het gesprekje dat volgde niet zo gauw iets mee.
We praatten even verder tot ik vroeg: ‘welke sport doe je?’. Hij zei: ‘ijshockey, vanwege de snelheid en de stevigheid’. Ik dacht: de bodycheck! Vanaf toen was het nog maar even en zijn talentwoord viel: ‘huggen’. Het was ronduit ontroerend. Deze grote kerel had het volstrekt authentieke talent huggen.
Knuffelen was net iets te slap voor wie hij ten diepste was, de bodycheck net iets te krachtig. Zo gaat het vaak. We doen te weinig van wat we in ons hebben of te veel. Tandje minder, tandje meer. De bron hiervan is de angst niet gezien te worden, de angst voor afwijzing.
Voor je het weet, leef je door die angst als een flipperkast. Wie zich te lang inhoudt (tandje minder), explodeert op een gegeven moment. Wie te lang in de overdrive staat (tandje meer), krijgt op een gegeven moment ongezouten feedback en schrikt zo hard dat hij dichtklapt.
Flipperen is geen leven. Van knuffelen naar de bodycheck en terug, het is beide net niet. Ken daarom je middenweg. Ken je talent, dat precies daar zit. Het is de energie die past bij wie je echt bent. Zonder te minderen, zonder te meerderen. Wees je middenweg.