Kort geleden deed ik een proeftraining met werkcoaches van het UWV. Het eerste deel ging over hun eigen talent. Tien mensen met precies dezelfde functie, bleken tien heel verschillende talenten te hebben. Dat gaf een soort opgewekte energie. Deels omdat iemand zichzelf herkende: ‘Ja, dat ben ik’.
En deels omdat er een legitimering ontstond over de aanpak van cliënten. Liever de verscheidenheid van de talenten, dan de eenvormigheid van de voorgeschreven gespreksvoering. De coaches kregen duidelijk meer zin in hun werk.
Het tweede deel ging over de uitdaging om cliënten bij hun talent te brengen. Spannend om te doen, doch rijk in z’n opbrengst. Eén voorbeeld: een werkloos geworden edelsmid. Met een somber zelfbeeld, want in zijn branche is geen werk te krijgen. De werkcoach wist echter deze cliënt uit diens denkframe van dit ene beroep te krijgen. Zijn talent noemde hij uiteindelijk: gevoel voor fijnmechanica. Toen was het gemakkelijk om vanuit dit talent een variatie aan baanmogelijkheden te laten zien. Een cliënt met hernieuwd vertrouwen verliet de spreekkamer.